De uitstoot van broeikasgassen wordt vaak alleen gerelateerd aan het energieverbruik. Dat is in zoverre juist dat het huidige energieverbruik een belangrijke bijdrage aan de broeikasgasemissie levert. Dat komt echter omdat vooral fossiele energie wordt ingezet om in de energiebehoefte te voorzien en dat gaat gepaard met kooldioxide emissie. Als alle energie uit hernieuwbare energiebronnen komt, dan is er geen energieprobleem omdat het energieverbruik dan niet meer gepaard gaat met de uitstoot van kooldioxide en de aarde niet meer verder opwarmt.
De uitstoot van broeikasgassen, door het gebruik van fossiele brandstoffen, verhoogt de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer. Dit versterkt het broeikasgaseffect met als gevolg dat de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt. Op zijn beurt leidt dat tot klimaatverandering met op den duur zeer nadelige gevolgen voor de menselijke samenleving en voor de natuur. Er zijn twee manieren om daar mee om te gaan:
aanpassen aan de hogere temperaturen en de ermee gepaard gaande klimaatverandering,
beginnen met het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.
De eerste manier is in feite geen optie. Er zijn nog genoeg fossiele brandstofvoorraden om de CO2-concentratie tot zeer grote hoogte te laten stijgen. Een sterke stijging van de aardse temperatuur, met ernstige consequenties, kan alleen worden voorkomen door de emissie van broeikasgassen te verminderen.
Er zijn drie redenen om te streven naar een energievoorziening die minder afhankelijk is van fossiele brandstoffen. Behalve de zorg om de invloed op het klimaat zijn er nog twee andere redenen. De drie redenen om het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen zijn:
het tegengaan van klimaatverandering,
de eindigheid van voorraden fossiele energiebronnen,
het verminderen van de afhankelijkheid van fossiele energie afkomstig uit politiek instabiele regio's.
Gedurende de periode tussen 1850 en 2019 is in totaal ongeveer 2390 miljard ton antropogene CO2 (2390 GtCO2) uitgestoten. Dat is gemiddeld ongeveer 14 GtCO2 per jaar. De jaarlijkse emissie van kooldioxide, door het verbranden van fossiele brandstoffen, is nu ongeveer 50 GtCO2. Er is vastgesteld dat er een bijna lineaire relatie bestaat tussen cumulatieve antropogene CO2-emissies en de daardoor veroorzaakte opwarming van de aarde. Elke 1000 miljard ton CO2 van de cumulatieve CO2-emissies leidt tot een toename van de mondiale oppervlaktemperatuur van gemiddeld ongeveer 0,45oC. Dit verband impliceert dat het bereiken van netto nul antropogene CO2-emissies een vereiste is om door de mens veroorzaakte wereldwijde temperatuurstijging op elk niveau te stabiliseren. Er zijn daarom maatregelen nodig om de stijging van het kooldioxidegehalte in de lucht tot staan te brengen en daarmee de schadelijke gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan. Deze maatregelen komen vooral neer op een vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen [IPCC].
IPCC. De invloed van broeikasgas op het klimaat is een wereldwijd probleem. Het vergt dan ook een wereldwijde aanpak om de schadelijke gevolgen van het broeikasgas tegen te gaan. In 1988 werd het International Panel on Climate Change (IPCC) opgericht door twee VN-organisaties; de World Meteorological Organization en het United Nations Environment Programme. Het IPCC heeft tot doel de inbreng van verschillende wetenschappers, met betrekking tot het klimaatprobleem, bij elkaar te brengen. Dit moet leiden tot een gedeeld inzicht in de effecten van het broeikasgas op het klimaat en moet een basis geven aan de internationale klimaatonderhandelingen. Uiteindelijk is het doel om te komen tot internationaal klimaatbeleid waarin maatregelen worden voorgesteld en vastgelegd om broeikasgasemissies te verminderen om zodoende de schadelijke gevolgen van het broeikasgaseffect tegen te gaan. Inmiddels heeft het IPCC zeven klimaatrapporten uitgebracht; in 1990, 1996, 2001, 2007, 2013, 2018 en recent in 2021 [IPCC].
Kyoto protocol. In 1992 werd in Rio de Janeiro, op initiatief van de Verenigde Naties (VN), de eerste grote politieke conferentie gehouden over duurzame ontwikkeling waarbij ook het probleem van klimaatverandering aan de orde kwam. In Rio de Janeiro kwam het eerste internationale klimaatverdrag tot stand. Op basis hiervan werd in 1997 het Kyoto protocol vastgelegd. In dit protocol werden door de industriële landen harde afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgassen in het jaar 2010 met in totaal 5% te reduceren ten opzichte van het jaar 1990. De Europese landen en ook Rusland hebben dat doel gehaald. Amerika heeft het Kyoto protocol niet ondertekend; daar steeg de broeikasgasemissie in die periode met 20 procent. Het Kyoto protocol liep van 1998 tot 2012. Bij een conferentie in 2009 in Kopenhagen, waar nagenoeg alle regeringsleiders van de wereld aanwezig waren, werd een eerste aanzet voor een nieuw protocol gegeven. Tijdens deze conferentie werd als algemene doelstelling geformuleerd dat de gemiddelde mondiale temperatuur met niet meer dan 2 oC mag stijgen door de broeikasgasuitstoot als gevolg van menselijke activiteiten. Harde afspraken werden echter niet gemaakt. Vervolgconferenties werden gehouden in 2010 in Mexico (Cancun); in 2011 in Zuid-Afrika (Durban), in 2012 in Qatar (Doha) en in 2013 in Polen (Warschau). Tijdens deze conferenties zijn slechts kleine stappen gezet naar een klimaatakkoord.
Klimaat akkoord Parijs. Een belangrijke stap in de goede richting is gezet tijdens de conferentie van 2015 in Frankrijk (Parijs). Voor het eerst hebben maar liefst 195 landen, waaronder de Verenigde Staten en China, een ambitieuze afspraak gemaakt voor de bestrijding van klimaatverandering. Alle landen hebben klimaatplannen opgesteld om hun broeikasgasemissies na 2020 vrijwillig terug te dringen. De landen hebben afgesproken hun aandeel in het terugdringen van broeikasemissies te leveren met als doel de temperatuurstijging van de aarde, ten opzichte van het pre-industriële tijdperk, niet boven de 2 graden Celsius te laten komen. Het streven is vastgelegd om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graad. De gemaakte afspraken zijn niet bindend, de uitvoering van de plannen is vrijwillig. Tijdens de klimaattop in Bonn, in november 2017, werden de maatregelen verder uitgewerkt. De 195 landen hebben de verplichting opgenomen om periodiek te rapporteren hoe het met hun plannen staat. Verder is vastgelegd dat de landen elke vijf jaar weer bijeenkomen om te beoordelen of de plannen verder moeten worden aangescherpt. Op 4 november 2016 hadden meer dan 55 landen, die samen goed waren voor meer dan 55 procent van de mondiale CO2-uitstoot, het verdrag geratificeerd. Daarmee is het klimaatakkoord van Parijs formeel van kracht geworden. Op de klimaattop in Katowice werden eind 2018 richtlijnen afgesproken waarmee het klimaatakkoord van Parijs in 2020 in werking kan treden. In de richtlijnen is vastgelegd hoe de landen gaan bereiken dat de opwarming onder de 2 graden Celsius blijft. De toen ingediende plannen waren niet voldoende om dit doel te halen. Op de tussentijdse klimaattoppen in 2019, in New York en Madrid, is weinig vooruitgang geboekt.
Klimaat akkoord Glasgow. Op de top in Glasgow, in november 2021, is het klimaatakkoord van Parijs aangescherpt. Afgesproken is dat opwarming van de aarde onder de 1,5 oC moet blijven. Verder is de afspraak gemaakt om snel met nieuwe aangescherpte CO2 doelen te komen, waarvan de uitvoering jaarlijks wordt besproken. Nieuwe aangescherpte doelen zijn nodig omdat bij de huidige beleidsprognoses de opwarming 2,7 oC zal bedragen, veel meer dan de 2oC die de internationale gemeenschap als gevaarlijk beschouwd. De mensheid stoot momenteel jaarlijks ongeveer 50 miljard ton CO2eq uit aan diverse broeikasgassen. Met alle afspraken en beloften erbij, zou dat in het jaar 2030 ongeveer gelijk blijven. Om opwarming te beperken tot 1,5 oC moet de uitstoot met 25 miljard ton worden verminderd. En om onder de 2oC te blijven moet er nog steeds 11 miljard ton per jaar minder uitgestoten worden. Op de klimaattop in 2022 in Egypte is weinig vooruitgang geboekt met betrekking tot uitstootbeperking. Wel werd besloten om een klimaatfonds op te richten. Dit fonds, wat gefinancierd gaat worden door rijke ontwikkelde landen met een historisch hoge uitstoot van broeikasgassen, gaat de schade vergoeden die ontwikkelingslanden, met een veel lagere uitstoot, ondervinden van de gevolgen van klimaatverandering. Er werd alleen overeenstemming bereikt over de oprichting van een fonds niet over de landen die ervoor gaan betalen en niet over de landen die er van gaan profiteren [Volkskrant].
Er is een bijna lineair verband tussen de cumulatieve antropogene CO2-emissies en de daardoor veroorzaakte opwarming van de aarde. Wil de temperatuurstijging onder de 1,5 oC blijven dan zou de wereldwijde netto antropogene CO2-emissies tegen 2030 met ongeveer 45% gedaald moeten zijn ten opzichte van het niveau van 2010 en zou rond 2050 netto nul emissie bereikt moeten worden. Om de opwarming van de aarde te beperken tot minder dan 2 oC, zou de CO2-uitstoot tegen 2030 met ongeveer 25% moeten dalen en rond 2070 netto nul moeten bereiken. Een lichtpuntje is dat steeds meer landen, waaronder die van de Europese Unie en de Verenigde Staten, rond 2050 een uitstoot van netto nul willen hebben, China wil dat in 2060 [Volkskrant].
Opwarming aarde. De aarde is gemiddeld inmiddels 1,1 graad opgewarmd. Vastgesteld is dat de gemaakte klimaatafspraken lang niet voldoende zijn om de opwarming te beperken tot 1,5 oC. In bijna alle scenario's die door IPCC werden onderzocht wordt de opwarming van de aarde met 1,5 graden in de vroege jaren 2030 bereikt en rond het jaar 2050 de grens van 2 graden. Rond het jaar 2090 komt de temperatuur uit op 2,5 graad, daarna zou de opwarming afzwakken. Om de temperatuurstijging tot 1,5 oC te beperken moet de cumulatieve emissie wereldwijd onder de 2500 tot 4000 miljard ton CO2 blijven. Nog ruim voor 2030 zou de werelduitstoot van broeikassen dan moeten pieken op ongeveer 53 miljard ton CO2 per jaar. Als alle landen zich houden aan hun klimaatbeloften kan de opwarming van de aarde beperkt blijven tot net onder de 2 oC. De zeespiegel zou eind deze eeuw dan geen meter, maar iets meer dan 50 cm stijgen en de Noordpool zal dan waarschijnlijk bedekt blijven met ijs. Wel zullen we vaker dan nu te maken krijgen met weersextremen. Echter de wereld raakt steeds verderop met maatregelen om de opwarming van de aarde te beperken. Geen van de 59 landen met de grootste uitstoot zit op het anderhalve graden pad. De mondiale CO2 uitstoot zal tot 2030, vergeleken met 2010, niet met de vereiste 45% dalen maar zelfs 11% stijgen. Dat kan leiden tot een opwarming van 2,1 tot 2,9 graden. Alleen als de uitstoot van broeikasgassen voor 2030 met 30% is verminderd is er een goede kans om onder de 2 graden te blijven. Vooral China, India, Rusland, Turkije, Brazilië, Indonesië en Saudi-Arabië blijven achter met emissiereducties. Niettemin is er wel een lichtpuntje; tien jaar geleden leek de wereld nog af te steun stevenen op 6 graden opwarming, vier jaar geleden op 3 graden en inmiddels is de grens van 2 graden op papier binnen bereik [IPCC], [Volkskrant].
Om onder de 2 graden te blijven is een voortvarend klimaatbeleid en zijn investeringen van 4.000 tot 6.000 miljard dollar per jaar nodig. De investeringen leveren veel werkgelegenheid en economische groei op. De emissies moeten pieken in 2025 wil Parijs gehaald worden en in 2030 moeten de emissies bijna gehalveerd zijn om na 2050 negatief te worden. Er is een licht puntje: door de oorlog in Oekraïne hebben overheden wereldwijd hun investeringen in emissieloze energie, zoals wind-, zonne-, en kernenergie, verhoogd [Volkskrant], [PBL], [CE Delft].
Rapporten IEA. Volgens een rapport van IEA wordt de opwarming van de aarde alleen beperkt tot 1,5 oC als er nu gestopt wordt met het zoeken naar nieuwe voorraden olie, gas en kolen. Verder mogen er geen nieuwe kolencentrales worden gebouwd of ze moeten voorzien zijn van CO2-afvang, vanaf 2025 mogen er geen verwarmingsketels meer in huizen en kantoren worden geplaatst, het aantal elektrische auto's moet verachttienvoudigen, vanaf 2020 moet er wereldwijd jaarlijks 1020 gigawatt aan wind- en zonne-energie worden geplaatst. De investeringen in nieuwe energievoorzieningen stegen in 2022 met ongeveer 8% naar 2,8 biljoen (1012) dollar. Het grootste deel (80%) gaat naar hernieuwbare energie. Dat is echter volgens IEA volstrekt onvoldoende om de opwarming van de aarde voldoende te beperken. Alleen China en de westerse landen steken veel geld in vergroening [IEA].
Overige maatregelen tegen klimaatverandering. Ondanks het feit dat de CO2-uitstoot nog onverminderd hoog is begint er zich toch een kentering af te tekenen. Naast de overeenkomst afgesloten in Glasgow hebben oliemaatschappijen in Europa verklaard open te staan voor een CO2-tax. Diverse pensioenfondsen overwegen hun investeringen in fossiele brandstoffen te verminderen of hebben dat gedaan. Beleggen in olie- en gasbedrijven is niet alleen riskant voor het klimaat, het verkleint ook de overlevingskansen van het fonds op lange termijn. Daarentegen nemen de investeringen in duurzame energie sterk toe. Zelfs een grote olieproducent als Saoedi-Arabië staat tegenwoordig positief ten opzichte van zonne-energie. Het land wil in de toekomst een van de grootste producenten van zonne-energie worden [Volkskrant].
Het in december 2019 gepresenteerde klimaatplan, Green Deal, van de Europese Unie, stelt zich ten doel een klimaatneutraal (geen CO2-uitstoot) Europa in 2050. Dit is in lijn met het algemene doel om de temperatuurverhoging op aarde tot 1,5 graad Celsius te beperken. Het plan is om de emissie-eisen aan te scherpen en er moet betaald gaan worden voor CO2-uitstoot. De gratis CO2-uitstootrechten voor bedrijven worden afgebouwd. De industrie moet verder duurzamer gaan produceren door over te schakelen op groene waterstof, hernieuwbare warmte en meer in te zetten op energiebesparing. De grote industriële sectoren worden verplicht te betalen voor hun CO2-uitstoot. Via een CO2-heffing op producten van buitenlandse, niet-duurzame bedrijven, wordt de industrie beschermd tegen oneerlijke concurrentie. Plannen voor verbetering van de biodiversiteit en de verduurzaming van de landbouw moeten ook bijdragen aan de reductie van de CO2-uitstoot, onder andere door het herstel van veengebieden [Volkskrant].
Begin 2020 heeft de Europese Commissie een klimaatwet ingediend waarin de klimaatneutraliteit voor 2050 wettelijk en onomkeerbaar wordt vastgelegd. Om in 2050 klimaatneutraal te kunnen zijn heeft de Europese Unie besloten om de CO2-uitstoot voor 2030 met 55% te verlagen ten opzichte van 1990. Om dit doel te halen presenteerde de Europese Commissie in 2021 veertien wetsvoorstellen. Vanaf 2026 worden de brandstofprijzen voor transport en verwarming geleidelijk gekoppeld aan de CO2-uitstoot. De gratis CO2-rechten voor luchtvaart en industrie worden de komende tien jaar afgeschaft. Voor vluchten binnen Europa moeten luchtvaartmaatschappijen vanaf 2025 gaan betalen voor de hoeveelheid CO2 die ze uitstoten. De scheepvaart gaat ook betalen voor haar CO2-uitstoot. Nieuwe uitstootrechten worden duurder. De Europese Commissie maakt een einde aan de productie van benzine en dieselauto's door te eisen dat deze in 2035 geen CO2 meer mogen uitstoten. Er komt een geleidelijk verhoging van energiebelastingen, ook op kerosine. Er komen 4 miljoen laadpalen om elektrisch rijden te bevorderen. Een nieuw sociaal klimaatfonds is opgezet op om de nadelige gevolgen voor de burgers op te vangen. Er komt geld om huizen te renoveren voor een hogere energiebesparing. Er worden 3 miljard bomen geplant. De regels voor het gebruik van hout als brandstof worden aangescherpt, gezien de nadelen van het gebruik van biomassa. Om de ontbossing en de vernietiging van biodiversiteit in de wereld tegen te gaan wil de Europese commissie strengere milieuregels stellen voor de import van soja, vlees, palmolie, hout, cacao en koffie. Bedrijven die deze producten op de Europese markt brengen, moeten garanderen dat ze op duurzame wijze geproduceerd worden. De landbouw en veeteelt moeten vanaf 2035 CO2-neutraal zijn. De commissie wil dat 40% van de energie in 2030 duurzaam wordt opgewekt en dat de energiebesparing naar 9 procent gaat.
In 2022 zijn de doelen verder aangescherpt als gevolg van de onzekerheid in de energielevering vanuit Rusland. De CO2-uitstoot moet voor 2030 niet met 55% maar 57% lager zijn dan ten opzichte van 1990. Dit wordt bereikt door meer koolstof in bossen en landbouwgronden op te slaan. De bindende Europese doelstelling voor energiebesparing wordt aangescherpt naar 13% in 2030; gebouwen moeten geïsoleerd worden, de fiets en de trein moeten in plaats van de auto en het vliegtuig komen. De doelstelling voor hernieuwbare energie gaat van 40 naar 45% in 2030. Dit moet bereikt worden door op meer daken van gebouwen zonnepanelen te plaatsen. Maar ook wind, warmtepompen, waterstof, biomethaan en elektrische auto's moeten een aandeel leveren. Dit vergt investeringen oplopend naar 300 miljard euro in 2030. Vanaf 2027 zijn ook emissierechten nodig voor de uitstoot van huishoudens. De energie leveranciers moeten deze rechten betalen en rekenen dat door aan de consumenten. Door het gebruik van auto's en het verwarmen van huizen kost dat een gemiddeld huishouden, met de huidige CO2-prijzen, ongeveer 500 euro per jaar. De EU in zijn geheel ligt aardig op koers om het klimaatdoel voor 2030, 57% reductie van de CO2-uitstoot, te halen. In 2019 was de uitstoot in de EU ongeveer 3,5 megaton CO2-equivalent, in 1990 was dat nog 5,7 megaton, een afname van 24% [Volkskrant].
Een eerste voorstel voor een Klimaatwet werd in 2008 gepresenteerd door milieuorganisaties in navolging van een Klimaatwet in Groot Brittannië. In 2016 presenteerden de PvdA, D66, de SP en de CU een herschreven klimaatwet. In 2018 werd, na lang onderhandelen door partijen binnen de Tweede Kamer, voor het eerst overeenstemming bereikt om tot een Klimaatwet te komen. Met de Nederlandse Klimaatwet, opgesteld door de PvdA en GroenLinks, verplicht Nederland zichzelf om in 2030 de CO2-uitstoot met 49 procent en in 2050 met 95 procent te hebben verminderd ten opzichte van 1990. Daarnaast moet in 2050 de elektriciteitsproductie volledig CO2-neutraal zijn. De wet verplicht het kabinet ook om elke vijf jaar met een Klimaatplan te komen en elk jaar met een voortgangsrapportage. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) rapporteert elk jaar hoe het staat met de Nederlandse broeikasgasuitstoot en of het klimaatbeleid nog op schema ligt. In december 2018 stemde een grote meerderheid in de Tweede Kamer voor de wet. In mei 2019 is de wet, eveneens met een grote meerderheid, door de Eerste Kamer aangenomen [Volkskrant].
De Klimaatwet bevat geen concrete maatregelen, die staan in het Klimaatakkoord. Eind 2018 is er een ontwerp-klimaatakkoord ondertekend door de regering en betrokken partijen. Betrokken partijen zijn onder andere de industrie, vakbonden, werkgeversorganisaties, woningbouwverenigingen en andere overheidsorganisaties. De milieuorganisaties hebben hun steun aan het klimaatakkoord opgezegd omdat ze vonden dat de lasten eenzijdig bij de burgers worden neergelegd en het bedrijfsleven werd ontzien. Het akkoord is doorgerekend door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL heeft de CO2-emissiereductie, de kosten voor de samenleving en de gevolgen voor de koopkracht in kaart gebracht. Op basis daarvan heeft het kabinet besloten om de kostenverdeling tussen bedrijven en huishoudens meer in balans te brengen.
In het afgesloten Klimaatakkoord van juni 2019 gebeurt dat onder andere door het instellen van een CO2-belasting voor bedrijven. Deze belasting wordt in 2021 ingevoerd met een vastgestelde CO2-prijs van 30 euro per ton CO2. In de komende jaren wordt de prijs verhoogd tot 125 euro in 2030. Het Centraal Planbureau en de Nederlandse Bank hebben het effect van een hogere CO2-prijs onderzocht. De conclusie was dat bij een CO2-prijs van 50 euro, de totale de productiekosten maar met 0,9% stijgen als de hele industrie-, de energie-, en de transportsector met een dergelijke heffing worden belast. Voor wat betreft de woningbouw moeten er per jaar 30- tot 50-duizend woningen aardgasvrij worden opgeleverd. Dit wordt gestimuleerd door een verhoging van de aardgasprijs. De energiebelasting wordt verlaagd. Het rijden in elektrische auto's wordt gestimuleerd en het kabinet onderzoekt vormen van rekeningrijden. De landbouw en veeteelt moeten hun CO2-uitstoot reduceren. Door al eerder genomen maatregelen leveren elektriciteitsbedrijven een belangrijke bijdrage aan de CO2-emissiereductie, onder andere doordat er minder kolen worden verstookt. De elektriciteitsopwekking via kolen werd deels vervangen door wind- en zonne-energie en deels doordat kolencentrales overstappen op het stoken van biomassa. In het komende jaren zal worden geïnvesteerd in waterstofprojecten en in projecten rond de afvang, de opslag, het transport en het hergebruik van CO2. Het PBL heeft deze plannen ook doorgerekend. Daaruit blijkt dat met de huidige plannen de klimaatdoelen niet worden gehaald. Het Nederlandse klimaatbeleid zal ambitieuzer moeten worden, er zijn extra maatregelen nodig naast de maatregelen die de regering in het klimaatakkoord heeft aangekondigd.
In 2021 hebben dertig regio's plannen gepresenteerd met genoeg windmolens en zonneparken om de doelen van het Klimaatakkoord te halen. In totaal is voor 55 terawattuur aan plannen gepresenteerd terwijl 35 terawattuur door het Klimaatakkoord worden vereist. Bij de uitwerking van de plannen in de komende jaren moet blijken hoeveel terawattuur kan worden gerealiseerd [Volkskrant].
Hoewel de EU in zijn geheel aardig op koers ligt om het klimaatdoel voor 2030, 55% reductie van de CO2-uitstoot, te halen is dat voor Nederland niet het geval. Vergeleken met onze buren (Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Denemarken en Zweden) zijn de broeikasgasemissies het minst gedaald en is de emissie, per hoofd van de bevolking, het hoogst. Nederland heeft ook zijn doelstellingen voor 2020 niet allemaal gehaald. De verlaging van de broeikasgasuitstoot met 25% ten opzichte van 1990 is net bereikt, grotendeels als gevolg van toevallige omstandigheden. Door de coronapandemie was er minder wegverkeer waardoor de uitstoot 15% minder was en het jaar 2020 was relatief warm waardoor er minder aardgas nodig was. Alleen in de energiesector vond structureel uitstoot reductie plaats door het sluiten van kolencentrales. Het verhogen van het aandeel groene energie tot 14%, als percentage van het totale energieverbruik, is blijven steken op 11%. Het doel is toch bereikt door groene energie in te kopen van Denemarken. Een verlaging van het totale energieverbruik met 100 petajoule ten opzichte van 2013 is uiteindelijk neergekomen in een energiebesparing van 81 petajoule.
Het klimaat doel voor 2030, 55% minder uitstoten dan in 1990, raakt ook steeds verder uit zicht. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft becijferd dat Nederland in 2030 niet verder komt dan 39 tot 50% broeikasgasreductie. Het kabinet streeft naar 70% reductie in 2035 en 80% in 2040. In uiterlijk 2050 Nederland moet terug naar netto 0% uitstoot. Er zijn een aantal plannen in voorbereiding. Het gebruik van houtachtige biomassa voor de opwekking van energie wordt zo snel mogelijk afgebouwd. Het kabinet overweegt ook om twee nieuwe kerncentrales te laten bouwen. De centrales kunnen ook worden ingezet om waterstof te produceren. De huidige plannen gaan uit van een productie van 3 tot 4 GW aan groene waterstof in 2030; het kabinet heeft een voorstel om dit te verdubbelen naar 8 GW. Om de energievoorziening duurzamer te maken zijn meer zonneparken, windparken, zware elektriciteitskabels, waterstoffabrieken en nieuwe transportleidingen nodig. Het kabinet wil dat provincies en waterschappen het waterpeil in veenweidegebieden verhogen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Er zijn plannen genoeg maar de uitwerking en de uitvoering van de klimaatplannen duurt te lang. Ook het gebrek aan gekwalificeerde vakmensen en een goede netwerk infrastructuur vertraagt de uitvoering van het klimaatbeleid [PBL], [Volkskrant].
De volgende technische maatregelen spelen een grote rol bij de energietransitie naar een energiesysteem met een lagere uitstoot aan broeikasgassen [Planbureau voor de Leefomgeving].
energiebesparing,
productie van groene elektriciteit,
elektrificatie van het energieverbruik,
productie van groene brandstoffen,
afvang, opslag en gebruik van kooldioxide.
Energiebesparing is een belangrijke maatregel om snel, en relatief goedkoop, de CO2-uitstoot te verminderen. Er is nog voldoende potentieel bij de consument en de bedrijven om energie te besparen. Energiebesparing wordt onder andere afgedwongen door grenzen aan de uitstoot van apparatuur en installaties op te leggen. Voorbeelden zijn de BENG, de energienorm voor gebouwen, en het voorschrijven van een maximum kooldioxide uitstoot van nieuwe auto's.
Productie van groene elektriciteit. Groene elektriciteit is elektriciteit die geproduceerd is zonder uitstoot van CO2. Deze elektriciteit kan in Nederland in grote hoeveelheden worden geproduceerd met windenergie, zonnepanelen en biomassa. In 2020 groeide de hoeveelheid geproduceerde groene elektriciteit met 40% tot iets meer dan 30 miljard kilowattuur. Ook met kernenergie kan CO2-loze elektriciteit worden geproduceerd, alleen deze elektriciteit is niet bepaald groen gezien de afvalproblematiek.
Elektrificatie van het energieverbruik. Hoe meer groene elektriciteit wordt opgewekt, hoe meer deze elektriciteit kan worden gebruikt voor transport (elektrische auto's), bij industriële processen (elektrotechnologie) en voor het verwarmen van bedrijfsruimten en woningen (warmtepompen).
Productie van groene brandstoffen. Als alternatief voor brandstoffen uit olie kunnen ook groene brandstoffen worden geproduceerd uit groene elektriciteit en uit duurzaam geproduceerde biomassa.
Afvang, opslag en gebruik van kooldioxide. Een aantal bedrijven biedt CO2 aan die uit de lucht is gehaald. Afnemers zijn frisdrankfabrikanten en tuinbouwbedrijven. Een liter zeewater kan 150 keer zoveel CO2 bevatten als een liter lucht. Kooldioxide uit de zee verwijderen levert dan meer op dan uit de lucht. Op plaatsen waar lokaal zeer veel CO2 vrijkomt, kan deze worden afgevangen en opgeslagen (CCS, Carbon Capture and Storage). Een deel van de CO2 geproduceerd door raffinaderijen en elektriciteitscentrales wordt, in Nederland, in de tuinbouw, gebruikt om planten sneller te laten groeien. Een andere manier is om CO2 vast te leggen is de aanplant van bomen. Er zijn verder ideeën om CO2 te binden met olivijn, daardoor wordt de CO2 uit de atmosfeer verwijderd. Verder zijn er plannen om CO2 te gebruiken als grondstof in productieprocessen. Geo-engineering is een verzamelnaam voor technologieën die wereldwijd ingrijpen op het klimaat met als doel de opwarming van de aarde tot staan te brengen. Voor een deel gebeurt dat door CO2 op te slaan, voor een ander deel door de instraling van de zon op aarde te verminderen [Volkskrant]
Kooldioxide-emissiereductie. Alle hierboven genoemde maatregelen zijn nodig om een aanzienlijke CO2-emissiereductie te bereiken. De maatregelen vragen ook om aanzienlijke investeringen in technologie. Verder zijn er aanpassingen nodig aan de infrastructuur, de regelgeving en organisaties [Planbureau voor de Leefomgeving]. Het [IPCC] schat dat de wereldwijde investeringen nodig om de temperatuurstijging tot 1,5 graad te beperken ongeveer 800 miljard euro bedragen. In 2050 moet dan 70 tot 85 procent van de elektriciteit uit hernieuwbare bronnen komen, het aandeel gas in de elektriciteitsvoorziening mag dan nog ongeveer 8 procent zijn en het aandeel kolen 2%. De industrie moet zijn CO2-emissies met 75 tot 90 procent reduceren [Volkskrant].
Er worden ook financiële maatregelen getroffen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Een daarvan is het Europese emissiehandelssysteem, het ETS, (Emission Trading System). Het doel van de emissiehandel is om aan de ene kant, via emissierechten, de broeikasgasuitstoot van installaties binnen het systeem aan een maximum te binden en, aan de andere kant, aan bedrijven de mogelijkheid te bieden deze emissierechten te verhandelen (cap and trade). Voor Nederland is de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA) de uitvoeringsorganisatie en de toezichthouder voor de bedrijven die vallen onder het ETS. Als bedrijven meer uitstoten dan hun maximum toelaatbare uitstoot dan moeten de bedrijven emissierechten bijkopen, stoten ze minder uit dan kunnen ze hun rechten verkopen. Dit systeem, om een prijs te verbinden aan de CO2, werkt momenteel niet optimaal omdat er teveel emissierechten in omloop zijn. Daardoor is de prijs, die voor de rechten betaald moet worden, laag. Op het dieptepunt van de economische recessie in 2013 schommelde de prijs rond de vier euro per ton CO2. Het huidige overschot aan emissierechten wordt langzaam uit de markt genomen. Daardoor is de prijs voor de rechten op het uitstoten van een ton CO2 gestegen en ligt nu rond de 60 euro per ton. In de komende jaren moet de prijs, onder invloed van het klimaatplan, Green Deal, van de Europese Unie, oplopen naar 40 euro per ton [Volkskrant].
In Nederland wordt nagedacht over een CO2-belasting; een heffing op CO2-uitstoot. Onder andere Frankrijk, Finland, Ierland en Zwitserland gebruiken CO2-heffingen om de kosten als gevolg van de uitstoot te dekken. In tegenstelling tot het ETS-systeem, van verhandelbare emissierechten, dat alleen voor grote bedrijven geldt, moet de CO2-heffing voor alle bedrijven gaan gelden [Volkskrant].
Hoe kan de vermindering van het verbruik van fossiele energie nu in het algemeen worden aangepakt. Daarvoor biedt de trias energetica plus een methode van aanpak. Uitgaande van een bepaalde energiedienst wordt allereerst onderzocht:
of energie kan worden bespaard bij het gebruik van de energiedienst; energiebesparing,
voor de energie die na deze maatregelen nog overblijft, en die vervult moet worden door fossiele brandstoffen, worden efficiënte technieken worden toegepast.
Energie wordt gebruikt om in bepaalde energiediensten te voorzien, bijvoorbeeld om een warm huis te hebben of om ons van A naar B te verplaatsen.
Door het toepassen van de trias energetica plus wordt het energieverbruik voor energiediensten verminderd waardoor de emissies van broeikasgassen als gevolg van het fossiele energieverbruik worden gereduceerd of geëlimineerd.
Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen alleen voldoet niet meer. Er zijn aanpassingen nodig om de gevolgen van een opwarmende aarde op te vangen, adaptatie. De Climate Adaptation Summit, gehouden in Den Haag in januari 2021, was de eerste wereldtop die helemaal gewijd was aan adaptatie. Gemeenten in Nederland nemen maatregelen om de gevolgen van klimaatverandering te verzachten [Volkskrant].