Maatregelen in Nederland voor broeikasgas-emissie-reductie
Klimaatwet
Een eerste voorstel voor een Klimaatwet werd in 2008 gepresenteerd door milieuorganisaties in navolging van een Klimaatwet in Groot Brittannië. In 2015 won de stichting Urgenda, samen met 900 andere eisers, een van de allereerste klimaatrechtszaken. De Nederlandse staat werd door een rechtelijke uitspraak gedwongen om de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 25%, ten opzichte van 1990, te reduceren. In 2016 presenteerden de PvdA, D66, de SP en de CU een herschreven klimaatwet. In 2018 werd, na lang onderhandelen door partijen binnen de Tweede Kamer, voor het eerst overeenstemming bereikt om tot een Klimaatwet te komen. Met de Nederlandse Klimaatwet, opgesteld door de PvdA en GroenLinks, verplicht Nederland zichzelf om in 2030 de CO2-uitstoot met 49 procent en in 2050 met 95 procent te hebben verminderd ten opzichte van 1990. Daarnaast moet in 2050 de elektriciteitsproductie volledig CO2-neutraal zijn. De wet verplicht het kabinet ook om elke vijf jaar met een Klimaatplan te komen en elk jaar met een voortgangsrapportage. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) rapporteert elk jaar hoe het staat met de Nederlandse broeikasgasuitstoot en of het klimaatbeleid nog op schema ligt. In december 2018 stemde een grote meerderheid in de Tweede Kamer voor de wet. In mei 2019 is de wet, eveneens met een grote meerderheid, door de Eerste Kamer aangenomen [Volkskrant].
Klimaatakkoord
De Klimaatwet bevat geen concrete maatregelen, die staan in het Klimaatakkoord. Eind 2018 is er een ontwerp-klimaatakkoord ondertekend door de regering en betrokken partijen. Betrokken partijen zijn onder andere de industrie, vakbonden, werkgeversorganisaties, woningbouwverenigingen en andere overheidsorganisaties. De milieuorganisaties hebben hun steun aan het klimaatakkoord opgezegd omdat ze vonden dat de lasten eenzijdig bij de burgers worden neergelegd en het bedrijfsleven werd ontzien. Het akkoord is doorgerekend door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL heeft de CO2-emissiereductie, de kosten voor de samenleving en de gevolgen voor de koopkracht in kaart gebracht. Op basis daarvan heeft het kabinet besloten om de kostenverdeling tussen bedrijven en huishoudens meer in balans te brengen.
In het afgesloten Klimaatakkoord van juni 2019 gebeurt dat onder andere door het instellen van een CO2-belasting voor bedrijven. Deze belasting werd in 2021 ingevoerd met een vastgestelde CO2-prijs van 30 euro per ton CO2. In de komende jaren wordt de prijs verhoogd tot 125 euro in 2030. Het Centraal Planbureau en de Nederlandse Bank hebben het effect van een hogere CO2-prijs onderzocht. De conclusie was dat bij een CO2-prijs van 50 euro, de totale de productiekosten maar met 0,9% stijgen als de hele industrie-, de energie-, en de transportsector met een dergelijke heffing worden belast. Voor wat betreft de woningbouw moeten er per jaar 30- tot 50-duizend woningen aardgasvrij worden opgeleverd. Dit wordt gestimuleerd door een verhoging van de aardgasprijs. De energiebelasting wordt verlaagd. Het rijden in elektrische auto's wordt gestimuleerd en het kabinet onderzoekt vormen van rekeningrijden. De landbouw en veeteelt moeten hun CO2-uitstoot reduceren. Door al eerder genomen maatregelen leveren elektriciteitsbedrijven een belangrijke bijdrage aan de CO2-emissiereductie, onder andere doordat er minder kolen worden verstookt. De elektriciteitsopwekking via kolen werd deels vervangen door wind- en zonne-energie en deels doordat kolencentrales overstappen op het stoken van biomassa. In het komende jaren zal worden geïnvesteerd in waterstofprojecten en in projecten rond de afvang, de opslag, het transport en het hergebruik van CO2. Het PBL heeft deze plannen ook doorgerekend. Daaruit blijkt dat met de huidige plannen de klimaatdoelen niet worden gehaald. Het Nederlandse klimaatbeleid zal ambitieuzer moeten worden, er zijn extra maatregelen nodig naast de maatregelen die de regering in het klimaatakkoord heeft aangekondigd.
Regionale Energie Strategie
In 2021 hebben dertig regio's, in de zogenaamde Regionale Energie Strategieën (RES), plannen gepresenteerd met genoeg windmolens en zonneparken om de doelen van het Klimaatakkoord te halen. In totaal is voor 55 terawattuur aan plannen gepresenteerd terwijl 35 terawattuur door het Klimaatakkoord worden vereist. Het doel om in 2030 minstens 35 TWh groene elektriciteit op land te produceren wordt zeker gehaald. Amsterdam bijvoorbeeld gaat de windenergie uitbreiden met 14 windturbines. Amsterdam is verder volop bezig met de energie transitie. Behalve de windturbines het gaat de gemeente een eigen warmtebedrijf oprichten, het warmtenet wordt versneld gebouwd, huizen worden geïsoleerd en ondernemers worden gestimuleerd om circulair te gaan werken [Volkskrant].
Energiewet
In de zomer 2024 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een nieuwe Energiewet. Deze wet komt In de plaats van de Gaswet en de Elektriciteitswet. Om de nadelen van de liberalisering van de energiemarkt te verminderen krijgt de Autoriteit Consument & Markt meer bevoegdheden bij het controleren van energiebedrijven. In de Energiewet zijn spelregels opgenomen die de overgang naar hernieuwbare energie moeten stimuleren. De rechten van consumenten en bedrijven die zelf energie opwekken worden In de wet beter geregeld [Volkskrant].
Bereiken klimaatdoelen in Nederland
Bereiken klimaatdoel voor 2020
Nederland heeft ook zijn doelstellingen voor 2020 niet allemaal gehaald. De verlaging van de broeikasgasuitstoot met 25% ten opzichte van 1990 is net bereikt, grotendeels als gevolg van toevallige omstandigheden. Door de coronapandemie was er minder wegverkeer waardoor de uitstoot 15% minder was en het jaar 2020 was relatief warm waardoor er minder aardgas nodig was. Alleen in de energiesector vond een structurele uitstootreductie plaats door het sluiten van kolencentrales. Het verhogen van het aandeel groene energie tot 14%, als percentage van het totale energieverbruik, is blijven steken op 11%. Het doel is toch bereikt door groene energie in te kopen van Denemarken. Een verlaging van het totale energieverbruik met 100 petajoule ten opzichte van 2013 is uiteindelijk neergekomen in een energiebesparing van 81 petajoule. De achterstand is nu deels ingelopen; in de overgang naar zon- en windenergie is Nederland nu koploper. Nederland heeft het hoogste aantal zonnepanelen per inwoner en ook de meeste windenergie per vierkante kilometer van heel Europa [Volkskrant]
Bereiken klimaatdoel voor 2030
Voor het eerst sinds Nederland wettelijk heeft vastgelegd dat de landelijke broeikasgas uitstoot in 2030 met 55% moet zijn gedaald, heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gerapporteerd, dat het doel ook werkelijk haalbaar is. Het PBL heeft becijferd dat het staande en geplande klimaatbeleid goed is voor een emissiereductie van 47 tot 57 procent in 2030. Het planbureau waarschuwt dat het 55% reductie alleen gehaald wordt als het volgende kabinet voortvarend aan de slag gaat met de klimaatplannen. Ook zullen Nederlanders hun levensstijl moeten aanpassen en de huidige structuur van de economie, met een relatief groot aandeel zware industrie en veel veeteelt, moet worden aangepast om de Europese klimaatdoelen voor 2050 te halen. Een groot deel van de beleidsmaatregelen die het PBL in de berekening heeft meegenomen moet het kabinet nog uitwerken en uitvoeren. Dat geldt bijvoorbeeld voor de verzwaring van het elektriciteitsnet. Een beperkte capaciteit van het net kan de verduurzamingsplannen vertragen. De belangrijkste plannen zijn verder: een verhoging van de bijmengverplichting biobrandstoffen, het stimuleren van de markt voor elektrische auto's en het plaatsen van extra laadpalen. De glastuinbouw moet in 2040 klimaat neutraal zijn. De extra CO2 heffing voor de industrie blijft langer van kracht. Ondernemingen worden straks verplicht te investeren in technieken die de uitstoot van CO2 kunnen verlagen. De staalfabriek van Tata Steel in IJmuiden is goed voor circa 6% van de totale Nederlandse uitstoot en is daarmee de grootste CO2-uitstoter van Nederland. De overheid is in gesprek met Tata Steel om de uitstoot te reduceren. In plaats van met steenkool, wil het bedrijf over gaan op het maken van staal met aardgas en later met waterstof. Daarnaast zullen er elektrische ovens worden gebruikt om staal en schroot te smelten. De elektriciteit die daarvoor nodig is moet in de toekomst van een windpark op zee komen. Dit windpark kan ook het waterstofgas produceren voor de productie van staal. De luchtvaartmaatschappijen moeten 6% duurzame kerosine bijmengen in 2030. De aanschaf van zonnepanelen wordt gestimuleerd en de energiebelasting wordt verschoven van elektriciteit naar gas. De elektriciteit moet in 2035 volledig CO2 vrij worden opgewekt. De plannen voorzien in de bouw van twee kerncentrales. Grote zonneparken worden verplicht om hun park te voorzien van energie-opslag in batterijen. De productie van groen gas uit afval en mest wordt gestimuleerd. Het gebruik van houtachtige biomassa voor de opwekking van energie wordt zo snel mogelijk afgebouwd. Het kabinet wil dat provincies en waterschappen het waterpeil in veenweidegebieden verhogen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De groene waterstofproductie wil het kabinet verdubbelen naar 8 GW in 2030. Met windparken op zee, zonnepanelen, groen gas, batterijen, twee extra kerncentrales moet de elektriciteitsvoorziening al in 2035 geheel vrij zijn van fossiele uitstoot. De aanleg van een landelijke waterstof netwerk krijgt prioriteit. Elektriciteitsverbindingen worden verzwaard of nieuw aangelegd. Om er zeker van te zijn dat de reductie wordt gehaald koerst het kabinet met het huidige pakket af op 60%. De uitwerking en de uitvoering van de klimaatplannen duurt lang. Ook het gebrek aan gekwalificeerde vakmensen en de zwaar belaste netwerk infrastructuur vertraagt de uitvoering van het klimaatbeleid [PBL], [Volkskrant].
Resultaten maatregelen
Door de verschillende maatregelen is de CO2 uitstoot van huizen en gebouwen in de afgelopen jaren razendsnel gedaald. Daarmee komt de reductiedoelstelling van 55% in 2030 in zicht. Tussen 1990 en 2023 is de CO2 uitstoot van woningen en gebouwen met 38% gedaald van 30 naar 18,6 megaton [Volkskrant].
Andere maatregelen voor emissie reductie
Als Nederland de klimaatdoelen wil halen, dan moeten bedrijven stoppen met investeringen in apparaten en installaties voor fossiele technologie. De NVDE (Nederlandse Vereniging Duurzame Energie) heeft een omgekeerd traject gevolgd. Apparaten en installaties gaan vaak tientallen jaren mee. NVDE heeft laten onderzoeken wanneer fossiele installaties en apparaten niet meer verkocht moeten worden om Nederland in 2050 klimaatneutraal te maken. Onder deze aanname blijkt dat in 2030 al veel technologie van de markt moet: onder andere, de personenauto met verbrandingsmotor, de hoogrendementsketel in de dienstensector en verschillende energieconversiesystemen in de industrie. Een personenauto bijvoorbeeld gaat met gemak 15 jaar mee. Dat betekent dat modellen met een verbrandingsmotor in 2035 niet meer verkocht moeten worden, anders stoten ze in 2050 nog CO2 uit. Maar het moet eigenlijk nog eerder omdat andere voertuigen, als vrachtwagens en landbouwwerktuigen, moeilijker te vergroenen zijn. De regering laat onderzoeken of alle zakelijke auto's vanaf 2025 elektrisch kunnen zijn. Voor een traditionele hoogoven lag het omslagpunt overigens nog eerder, dat was in 2010 vanuit klimaatopzicht al een slecht idee. Uit het onderzoek blijkt dat investeringen in fossiele technologie vanaf een bepaald jaar niet verstandig zijn [Nederlandse Vereniging Duurzame Energie] [Volkskrant].
De klanten van Albert Heijn zien straks op kip, varken, eieren, zalm en de vegetarische producten van het eigen merk, hoeveel broeikasgassen er zijn vrijgekomen bij de productie ervan. Door de broeikasgasuitstoot in kaart te brengen worden de klanten geholpen om een juiste keuze van een product te maken, gelet op het klimaat [Volkskrant].
Afschaffen bestaande regelingen
Bestaande regelingen vertragen de energietransitie naar een meer duurzamer energievoorziening en stimuleren het gebruik van fossiele energie. In Nederland worden via belastingregelingen jaarlijks rond de 38 miljard euro aan fossiele subsidies uitgekeerd. Een van de 31 fossiele subsidieregelingen is bijvoorbeeld de belasting op energie. Hoe meer gas of elektriciteit een bedrijf gebruikt, hoe minder belasting er per kubieke meter gas of per kilowatt uur hoeft te worden betaald. Andere regelingen zijn belastingvrije brandstof voor luchtvaart en scheepvaart en energiesubsidies voor energiecentrales, kunstmestfabrieken, raffinaderijen en de glastuinbouw. Onder andere de olie die gebruikt wordt als grondstof voor de productie van kunststof is vrijgesteld van belasting. Daarnaast worden ook gratis emissierechten gegeven aan bedrijven die veel CO2 uitstoten [Volkskrant].
Het afschaffen van fossiele subsidieregelingen voor grote, energie intensieve, bedrijven is niet eenvoudig. De kans bestaat dat bedrijven hun productie naar andere landen gaan verplaatsen als ze geen mogelijkheden hebben om het wegvallen van de fossiele subsidies te compenseren. Niettemin is afschaffen van de subsidieregelingen wel noodzakelijk om tot een energietransitie te komen. Een deel van deze regelingen, voor een totaal bedrag van 22 miljard euro, kan Nederland niet op eigen houtje afschaffen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de belasting vrijstelling op kerosine voor vliegtuigen en op stookolie voor de binnenvaart, waarover Europese afspraken zijn gemaakt. Voor ruim 16 miljard euro aan subsidies kan het kabinet de regelingen wel aanpassen. Van de ruim 30 fossiele subsidies die het kabinet op een rijtje heeft gezet valt de helft onder het emissiehandel systeem (ETS). Naast de elektriciteitssector en de zware industrie worden nu ook luchtvaart, binnenvaart, zeescheepvaart, bebouwde omgeving, kleine industrie en het wegvervoer onder het ETS gebracht. Voor het overgrote deel van deze sectoren zijn er vanaf 2040 helemaal geen emissierechten meer beschikbaar. Over 17 jaar moeten ze dus geheel klimaatneutraal zijn. Verder gaat de Europese Unie vanaf 2026 een importheffing invoeren voor producten uit landen waar de emissie niet wordt beprijsd. De bedrijvigheid in de EU wordt daarmee niet weggeconcurreerd door bedrijven buiten de unie [Volkskrant].